Mijlpalen van de mobiliteit (4) Mobiliteit onder stoom

24.07.2024

Miguel Vertriest neemt je mee langs de 9 belangrijkste mijlpalen in zijn canon van de mobiliteit. De vierde mijlpaal is de introductie van de trein. In 1825 wordt voor het eerst een gemotoriseerd voertuig ingezet voor het vervoer van personen.

Tot begin jaren 1800 was het reizen over land beperkt tot rijden met paard en koets. De stoommachines van James Watt vonden ingang in de jaren 1770, maar het duurde tot zijn patent verstreek in 1800 dat de stoommachine mobiel werd.

Experiment

De eerste stoomtrein werd in 1804 ingezet bij de ontginning van de Pen-y-darren-ijzermijn (Wales). Op 27 september 1825 neemt stoomlocomotief Locomotion I ontworpen door George Stephenson voor het eerst menselijke passagiers mee in het speciaal ontworpen rijtuig Experiment. Naar verluidt haalt Locomotion I de revolutionaire snelheid van 15 mijl per uur op het traject tussen Stockton en Darlington. De eerste spoorlijn met een vaste dienstregeling voor reizigers kwam er in 1830 tussen Manchester en Liverpool. Het werd duidelijk dat het spoor niet enkel voor goedkoop en snel vervoer van goederen kon dienen, maar mensen toegang zou geven tot onbereikbare bestemmingen om te werken of voor het plezier. De stoommachines zorgen natuurlijk niet enkel voor een grote omwenteling voor mobiliteit, maar liggen aan de basis van de Industriële Revolutie.

Stoomtrein

Flickr: 

De eerste treinrit op het Europese vasteland

Het prille koninkrijkje België kreeg de primeur. Vanuit station Groendreef in Brussel reden op 5 mei 1835 3 stoomtreinen getrokken door 3 Engelse locomotieven met 30 rijtuigen en 900 passagiers richting Mechelen. George Stephenson reed mee, koning Leopold I bleef in Brussel, treinreizen bleek toch te riskant. Dankzij een snel uitbreidend spoorwegnet ontwikkelde België zich tot een industrieel topland. De spoorwegen speelden een cruciale rol bij de exploitatie van de Congolese rijkdommen. Dat de treinen in België vandaag nog links rijden hebben we te danken aan de Britten. Onze buurlanden Nederland en Duitsland kozen voor de rechterkant, naar de wens van de Franse keizer Napoleon.

Vandaag is Brussel het centrum van ons spoorwegnet, maar in 1834 werd in een wet vastgelegd dat Mechelen het middelpunt was: “Er zal in het koninkrijk een stelsel van ijzeren wegen worden ingesteld hebbende Mechelen tot middelpunt en zich oostelijk richtende naar de grens met Pruisen over Leuven, Luik en Verviers, ten noorden naar Antwerpen, ten westen naar Oostende over Dendermonde, Gent en Brugge en ten zuiden naar Brussel en de Franse grens door Henegouwen.”

Verzet!

De eerste treinen werden niet overal goed onthaald. Boeren vreesden dat hun vee zou panikeren, dat de melk zuur zou worden en dat kippen geen eieren meer zouden leggen. Landeigenaars zagen de waarde van hun grond al ineenstuiken. Net zoals met de koetsen van Pascal zag de heersende klasse de trein en de toenemende mobiliteit van lagere klassen als een bedreiging richting meer sociale mobiliteit. Vandaag verwijten we de politiek vaak te traag beslissingen te nemen, maar dat is van alle tijden. In 1834 waren er 17 woelige zittingen in de Kamer nodig voor de trein groen licht kreeg. Tegenstanders stelden dat binnenschippers, postmeesters en paardenhouders hun job zouden verliezen. Kamerlid Pierre Eloy de Burdinne bewees dat populisme toen ook al bestond: “Melk, vervoerd per spoor, zal als karnemelk toekomen.” Zijn collega De Roubaulx ging nog een stap verder: “De eieren zullen als omeletten arriveren.”